Wentelen – Gezondheidszorg KdG

Materiaal

Je controleert de voorschriften en het zorgplan van de patiënt.

Je legt de procedure aan de patiënt uit.

Je maakt ruimte.

Je zet het bed op werkhoogte.

Je past het hoofdeinde en de kniehoogte aan zodat de matras vlak ligt.

Je beoordeelt of de patiënt genoeg ruimte heeft in bed om te wentelen. Zo niet verplaats je de patiënt naar de zijkant van het bed.

Je doet de bedsponde omhoog en loop naar de andere kant van het bed.

Je legt de verst verwijderde arm weg van de romp van de patiënt.

Je kantelt het hoofd van de patiënt in de draaiirichting.

Je kruist de benen van de patiënt.

A. Wentelen naar je toe:

Je neemt het glijlaken vast dicht bij de schouder en het heupgewricht van de patiënt.

Je handen zijn in pronatie.

Je staat in voor-achterwaartse spreidstand.

Je wentelt de patiënt door gebruik te maken van je gewicht.

Je komt tijdig terug naar de patiënt gestapt, CAVE: valincidenten.

B. Wentelen van je af:

Je plaatst je handen onder de schouder en heupgewricht van de patiënt.

Je staat in voor-achterwaartse spreidstand en je buigt door je knieën tot je armen horizontaal zijn met de matras.

Je duwt vanuit je benen om de patiënt te wentelen, je armen blijven hierbij gestrekt.

Je legt het positioneringskussen zo dat de juiste houding gehandhaafd wordt.

Je legt de patiënt in een comfortabele houding.

Let er op dat de armen van de patiënt niet onder het lichaam terecht komen.

Bij deze procedure werd nog geen link toegevoegd naar (wetenschappelijke) bronnen. Mocht je relevantie literatuur gevonden hebben, mag je dit altijd laten weten aan de vakdocent of praktijklector.