Materiaal
- (PUR)neusmaagsonde met cm-aanduiding (paars sluitdopje)
- evt. sucrose 24% + speentje
- Fixatiemateriaal om sonde aan neus/wang en kleding te bevestigen
- Niet steriele schaar om fixatiemateriaal op maat te snijden
- Bekertje water met rietje
- Nierbekken (+ eventueel cellulose bedbescherming)
- Watervaste stift of stukje kleefpleister voor markering
- Zakdoekjes
- 5cc spuit (paarse stamper)
- pH-strip met referentietabel
- Niet-steriele handschoenen
- Bolkom met water
- + materiaal basisblokken
Voorbereiding
- Handhygiëne: wassen van handen
- Handhygiëne: handontsmetting
- Handhygiëne: gebruik van niet-steriele handschoenen
- Voorbereiding (Pediatrie)
- Werkvlak voorbereiding
- Identificatie patiënt
Uitvoering
Meten en inbrengen van de maagsonde:
Je bepaalt de inbrenglengte van de maagsonde. Deze wordt bepaald door de punt van de neus-maagsonde op de neuspunt te houden, en de sonde via de oorlel naar halverwege het uiteinde van het borstbeen en de navel te geleiden. (NEM-methode: Neus-Earlobe-Midden tussen processus xyphoïdeus & navel)
Je onthoudt de diepte (rapportage) of markeert ze op de sonde
Je doet niet-steriele handschoenen aan.
Je laat het kid snuiten of voert neuszorg uit.
Je buigt het hoofdje van de baby wat naar achter.
Je bevochtigt de sonde en brengt de maagsonde voorzichtig in de neus en richt ze naar beneden.
Je schuift de maagsonde verder tot je de juiste diepte bereikt. Het gaat beter als de baby slikt. Om de baby te doen slikken kan je op het gezichtje blazen of de baby laten zuigen op een fopspeen. Je kan een ouder kind ook water laten drinken uit het bekertje met rietje.
Je controleer of de sonde niet opkrult in de mond. Bij gevoel van weerstand, dring niet verder aan. Verwijder de sonde en begin opnieuw.
Je observeert de baby. Als die cyanotisch (blauw, grauw) wordt, verwijder dan onmiddellijk de sonde. Ook blijvend kokhalzen, hoestbuien en plotse heesheid zijn signalen dat de sonde verkeerd geplaatst kan zijn.
Je doet je niet-steriele handschoenen uit (tenzij je aansluitend pH-meting doet).
Je laat de sonde nooit los voordat die goed gefixeerd is.
Je fixeert de sonde na het inbrengen met een pleister. Let op dat er geen huidbeschadiging door de pleister(s) kan optreden en/of decubitus aan de neusvleugel ten gevolge van druk door de sonde. Gebruik eventueel een steunpleister. Zorg ervoor dat de sonde mee kan bewegen met de slikbeweging.
Je bevestigt de sonde aan de achterkant op (op circa 20-25cm)/tussen de kleding op zo’n manier dat deze vrij kan meebewegen met hoofdbewegingen en er geen tractie ontstaat op de huidfixatie.
Laat de sonde over de wang naar het oor lopen en kleef de pleister over de lengte van de wang. Het is ook mogelijk het deel van de pleister aan de neus half door te knippen, zodat een deel over de neus en een deel onder de neus kleeft
Je controleert de positie van de sonde d.m.v. pH-meting van aspiraat, beoordeling aspiraat en visuele inspectie (Meer info zie verder). Controleer altijd in volgende situaties:
1. Direct na het inbrengen
2. . Vóór en tijdens elke vervolghandeling aan de sonde (bijv. een voeding- of medicatiegift)
3. Bij latere aanwijzingen van mogelijke dislocatie
4. Bij klinische verschijnselen (benauwdheid, blauwverkleuring van de huid, hoesten, pijn, ernstig ongemak, zweten, angst). Attentie!: Bij ernstig zieke en premature pasgeborenen kan de sonde zich in de luchtwegen bevinden zonder zichtbare respiratoire distress.
5. Als het markeringspunt op de sonde niet meer bij de ingang van de neus zit. Controleer het markeringspunt op de sonde bij elke handeling aan de sonde en bijvoorbeeld na hoesten, niezen of braken.
Je zorgt voor goede rapportage (ingebrachte lengte, pH, maat van de sonde, welbevinden patiënt, neus-/ of wangpleister, datum).
Je registreert na elke repositionering van de neus-maagsonde opnieuw het aantal ingebrachte centimeters in het dossier of, wanneer de sonde geen centimeteraanduiding heeft, maak dan een nieuwe markering.
Werkwijze pH-meting en beoordeling aspiraat:
Je gebruikt een pH-strip met waarden in ieder geval tussen 2.0 en 9.0 en stapjes van 0.5 punt, lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing.
Je trekt aspiraat op (met niet-steriele handschoenen):
– Je spuit met een 10-50 ml-spuit de sonde door met 2-5 ml lucht
– Je trekt enkele druppels aspiraat op
– Je bepaalt de pH en beoordeel het aspiraat met behulp van onderstaande tabel
– Indien de pH ≤ 5,5 is én de kleur van het aspiraat overeenkomt met aspiraat uit de maag (volgens tabel 1) ligt de sonde met grote waarschijnlijkheid in de maag. Zuurremmers hebben geen invloed op de accuraatheid van dit afkappunt.
Herkomst | Kenmerken |
Maag | Helder of troebel, half verteerde voeding met krullend aspect, kleurloos, wit (melkachtig) of gebroken wit, lichtbruin, grasgroen, bloederig of donkerbruin (bloed/maagsap) |
Darm | Helder geel, donkergroen of kleurloos |
Luchtwegen | Dik-vloeibaar, sputum bevattend, gebroken wit. |
Pleuraholte na perforatie | Sereus lichtgeel, eventueel met bloed gemengd |
Als er geen aspiraat kan worden verkregen (zie ook afbeelding 2):
Je brengt de sonde 5-10% van de ingebrachte lengte verder in OF trek 5-10% terug;
Je zorgt dat het kind op de (andere) zij gaat liggen;
Je wacht 15-30 minuten;
Je trekt aspiraat op (zie hierboven).
Indien helemaal geen aspiraat óf alleen aspiraat met een pH >5,5 kan worden verkregen:
Je vraagt om advies bij de opdrachtgever. Deze kan overwegen, afhankelijk van situatie van het kind:
– een limonadetest te doen, indien het kind kan en mag drinken
– een röntgenfoto te laten maken
– de sonde te verwijderen en een nieuwe in te brengen;
Bij een hevel: wanneer de pH > 5,5 wacht tot circa 10 minuten na het inbrengen van de sonde en handel dan als bovenstaande.
Je consulteert bij twijfel altijd de opdrachtgever. Deze bepaalt verder beleid (bijv. limonadetest/ sonde er uit en opnieuw plaatsen/ RX-thorax).
Afbeelding 2. Situaties bij een zittend en bij een liggende patiënt waarin wel of geen aspiraat kan worden opgezogen
Werkwijze visuele inspectie:
Je controleert de fixatie van de pleister; fixeert de pleister inderdaad de sonde (hangt de sonde er niet los tussen)?
Je controleert het vastgestelde aantal cm of het markeringspunt op de sonde dat de juiste ingebrachte lengte aangeeft.
Je inspecteert, indien mogelijk, de mond-/keelholte; ligt de sonde zichtbaar in de keel en niet opgekruld?
Je voert indien nodig ook regelmatig hygiënische zorgen uit aan de ingang van de neus.
Nazorg
Bronnen
- Praktijkkaart, Neus-maagsonde bij Kinderen, april 2017 (9 pagina’s) Gebaseerd op Multidisciplinaire richtlijn Neus-maagsonde (V&VN, 2017)
(Laatst gewijzigd op 20/09/2024)